WAT DOEN WIJ MET ONZE KINDEREN?

Alfred Krans

Ik wil het niet hebben over de koster van mijn kerk, die in de jaren zestig een mooie misdienaar de klok liet luiden en in zijn korte broekje greep toen het touw met het jongetje eraan op ooghoogte kwam. Dat soort zaken wordt na 50 jaar in het openbaar gebracht, daar zijn onderzoekscommissies voor en slechteriken beweren, dat dit gedoe eigen is aan onze christelijke cultuur. Er zijn nog veel ergere zaken, die in alle culturen, dus wereldwijd, voorkomen en die pas aan het eind van de vorige eeuw in praktijk werden gebracht. Het inzetten van kinderen in oorlogen. Het omsmeden van kinderen tot bloeddorstige en dodende kindsoldaten. Een kind zal dit nooit uit zichzelf doen. Soldaatje spelen met een houten schietgeweer, ja, maar schieten met een echte Kalashnikov en mensen doden in een echte oorlog, dat is toch wel heel ver van hun bedje. Of toch niet? Ahmadou Kourouma zegt in zijn roman “Allah n’est pas obligé “: “Als je niemand meer hebt op aarde, geen vader en geen moeder, geen broer en geen zuster, en als je klein bent, een jongetje in een verdoemd en barbaars land waar iedereen elkaars kelen doorsnijdt, wat doe je dan? Natuurlijk, je wordt een kindsoldaat, een klein soldaatje, om ten minste te kunnen eten en ook om te moorden. Alleen dat blijft over.”

En de zevenjarige L. zei het in januari 2000 voor Radio Nederland zo: “De rebellen vertelden me, dat ik me bij hen moest aansluiten, maar ik zei nee. Toen doodden ze mijn jongere broertje. Ik veranderde van gedachten.”

Het handvest van de rechten voor kinderen van de VN definieert een kindsoldaat als “ieder persoon beneden de leeftijd van achttien jaar, die is betrokken bij een dodelijk gevecht of gevechtsondersteuning, als onderdeel van een gewapende macht of groep.”  Het is een definitie, die echter niet overal wordt aanvaard. In niet – westerse landen, zoals in de sub – Sahara in Afrika en dan vooral in de rurale gebieden, waar nog steeds sterke tradities heersen, is iemand volwassen als hij of zij de initiatieriten voor volwassenheid heeft ondergaan en dat gebeurt meestal rondom het veertiende jaar. In deze gemeenschappen wordt volwassenheid gekoppeld aan werk en sociale mores. Je bent volwassen als je werk voor volwassenen doet. Dat betekent, dat een jongen van 15 met een Kalashnikov  om zijn schouder in westerse landen wordt gezien als een kindsoldaat, maar in een ruraal Afrikaans dorp als een jonge volwassene. Gelukkig zijn er veel ouders en lokale leiders in deze gebieden, die vinden dat een jongen of meisje van 15 geen soldaat hoort te zijn. Maar wat is een soldaat? Meestal hebben wij dan een man voor ogen, die een uniform draagt, een geweer heeft, gehoorzaamt aan een commandant en deel uitmaakt van een goed georganiseerde vechteenheid. Sommige kinderen beantwoorden aan dit beeld, maar anderen dragen nooit uniformen of hebben geen geweer. Zij worden ingezet als dragers, schoonmakers, koks of als seksslaven, zoals in Noord – Oeganda. De meeste kindsoldaten zijn tussen de 13 en 18 jaar, maar er zijn vele, vele uitzonderingen. In de oorlogen van Liberia en Sierra Leone opereerden “small – boy units”, die berucht waren om hun meedogenloosheid en barbaarse activiteiten. Hun leeftijd: onder de 12. In Noord – Oeganda, waar het Leger van de Heer nog steeds dood en verderf zaait, ligt de gemiddelde leeftijd nu onder de 13. In Kongo werden kinderen jonger dan 7 jaar gerekruteerd. En wat te denken van al die kinderen, die in gewapende groepen worden geboren en daar opgroeien tot volwassenen?

In westerse landen wordt meestal met een beschuldigende vinger naar andere continenten gewezen. Bij ons komt zoiets niet voor, daar zijn wij te geciviliseerd voor. Ja. Volgens het Child Soldiers Global Report waren er tussen 2001 en 2004 in Afrika 13 landen met kindsoldaten, 7 in Azië, 5 in het Midden – Oosten, 1 in Zuid – Amerika. En de USA? Die hebben geen oorlogen, maar tussen soldaten, die worden uitgezonden naar andere landen, zitten regelmatig jongens beneden de 18, door de mazen van het net geglipt. Europa dan toch zeker niet? Jawel, in verschillende landen. In het conflict tussen Engeland en Noord – Ierland van beide kanten, in Bosnië, in Kosovo, Macedonië, Albanië, Daghestan, Nagorno – Karabach, Tsjetsjenië. In Rusland zitten jongens tussen de 12 en 17 in het leger, wezen, die nergens heen kunnen. Ze worden behandeld als gewone soldaten, of, zoals een commandant het zei: “Hier leren ze man te zijn. Niemand likt hen schoon en niemand bemedelijdt ze. Ondanks hun leeftijd worden ze als volwassen mannen behandeld, niet als jongens.” Maar de meeste kindsoldaten vinden we in Turkije bij de PKK. In 1994 begonnen zij met het rekruteren van kinderen en inmiddels zijn er meer dan 3000. Er bestaan zelfs speciale kinderregimenten, waarvan de jongste bewapende soldaat 7 jaar is en 10 % uit meisjes bestaat. De PKK ronselt zelfs Koerdische kinderen op scholen en zomerkampen in Zweden. En dit land wil nog steeds lid worden van de EU.

Maar waarom worden kinderen gerekruteerd? Daar zijn vele, vele redenen voor. Het is gemakkelijk, ze kosten bijna niets en je kunt het ongestraft doen, zijn steeds terugkerende argumenten van legercommandanten. En vanwege het shock – effect. Volwassen soldaten, die in de strijd geconfronteerd worden met bewapende kindsoldaten durven niet terug te schieten. In West – Afrika werd er nog een schepje bovenop gedaan door jonge kinderen naakt te laten vechten. Succes verzekerd, de soldaten waren geschockeerd, maar werden wel kapot geschoten door die naakte jongetjes. Of liever nog meisjes, dan is het effect zo mogelijk nog groter. Kinderen zijn bovendien klein, je kunt ze dus gemakkelijk inzetten als spion of als mijnendetector. Jongens in de puberteit willen hun manlijkheid bewijzen en vertonen een gevaarlijk soort machismo, als je ze een geweer in handen geeft. Jonge kinderen zijn gedwee, je kunt ze met terreur en bruutheid krijgen, waar je ze wilt hebben.

Kinderen kun je met geweld rekruteren door ze te ronselen en te kidnappen, bijvoorbeeld in vluchtelingenkampen of, zoals in Afghanistan gebeurt, door langs de huizen te gaan. Als je het massaler wilt hebben, omsingel je met een groep soldaten een marktplaats, een straat of een school en vang je kinderen als vissen in een net. Of, zoals de UNITA in Angola deed, je geeft een dorpsoudste de opdracht tien kinderen te leveren of anders wordt je dorp plat gebrand. Dit heet de quota – methode. Maar kinderen melden zich ook zelf aan, uit eigen vrije wil. In het leger krijg je ten minste iedere dag te eten, je kunt naar school, je bent weg van de extreme armoede van je gezin, je kunt wraak nemen, omdat je ouders werden vermoord, je krijgt macht, glamour. Het zijn dezelfde redenen, waarom teenagers van 16 uit de laagste klassen zich aanmelden bij het leger in Engeland en Amerika, die tot de rijkste landen van de wereld behoren. Het mag niet, maar het is voor deze lost generation de enige kans om aan de uitzichtloosheid te ontsnappen.

Hoe wordt een kind soldaat, als het eenmaal is terecht gekomen bij een onderdeel van het leger of een rebellengroep? Vooral door indoctrinatie en geweld. Dat lukt bijna altijd, want kinderen zijn op dat moment emotioneel in de war, weggehaald bij hun familie, getraumatiseerd en zijn de controle over hun doen en laten kwijt. In Paraguay worden kinderen van twaalf in het leger met stokken en geweerkolven geslagen en met brandende sigaretten bewerkt met de intentie om soldaten van ze te maken. Als je weerstand biedt, word je nog harder geslagen of gewoon gedood. Een andere tactiek is hersenspoeling, waarbij dagelijkse politieke propaganda een uitstekend middel is. In Nederland bijvoorbeeld draait de oorlogsmachine van de Tamils nog op volle toeren. De Tijgers hebben hier twintig leslokalen, waar kinderen in het weekend worden bestookt met propaganda en waar kleurplaten worden gemaakt van bommen en granaten. Justitie heeft onlangs een paar kopstukken voor de rechter gebracht en eist forse straffen tot 16 jaar om herhaling te voorkomen. In Sierra Leone werd aan jonge leden van de RUF als onderdeel van een indoctrinatieprogramma verklaard, dat de leider Foday Sankoh nu hun vader was en dat zij hem “Pappy” moesten noemen. Sankoh werd bovendien vergeleken met Jezus en de profeet Mohammed. Sommige groepen geven hun kindsoldaten bijnamen om ze te vereenzelvigen met het geweld en hun nieuwe leven, zoals “Lieutenant Dirty Bathe” (omdat hij zich nooit waste), “Blood Never Dry” en sommige units noemden zich “cyborgs”, om duidelijk te maken, dat ze menselijke moordmachines waren zonder gevoelens. Andere methoden zijn het kaal scheren van de kinderen, het brandmerken met de naam van de groep of het aanbrengen van onderscheidingstekens op de borst, armen of het voorhoofd d.m.v. een glasscherf, een naald of een kapmes. Het breekt niet alleen de eigen identiteit, maar het maakt het ook gemakkelijker om ontsnapte soldaten te identificeren. En je hebt je hele leven lang een stigma of, zoals een voormalige kindsoldaat zei: “ik werd gebrandmerkt, omdat ze zeiden, dat ik wilde ontsnappen en nu kan ik zelfs niet meer aan mijzelf ontsnappen. Het kwaad is altijd bij me, gedrukt op mijn lichaam.” Maar de populairste indoctrinatiemethode is om kinderen te dwingen deel te nemen aan rituele moorden. Slachtoffers zijn meestal kinderen, die speciaal daarvoor worden geronseld, of kinderen van buren, maar ook ouders, die dan voor het front van de rekruten worden gedood. Of rekruten worden gedwongen het hart van een slachtoffer op te eten. Kannibalisme dus. Als je kinderen eenmaal zo ver hebt gekregen, is het niet zo moeilijk meer om ze een training te geven hoe je een geweer moet vasthouden en hoe je moet schieten. Dan mogen ze eerst onschuldige dorpen overvallen en uitmoorden en vervolgens worden ze ingezet voor het grote werk in de oorlog.

   Kindsoldaten komen uiteindelijk in een vicieuze cirkel terecht als een oorlog is afgelopen. Hun kinderjaren zijn hen afgenomen, ze zijn beroofd van hun educatie en opvoeding en ze hebben alleen maar geleerd om te doden en geweld te gebruiken. In feite zijn het tikkende tijdbommen geworden, getraumatiseerd door de oorlog en klaar voor de volgende golf van moorden en geweld, want ze kunnen niets anders. In Soedan zien we, hoe de kinderen van kindsoldaten ook soldaat worden, in Liberia stapten duizenden straatkinderen, die voor Charles Taylor hadden gevochten, over naar de nieuwe oppositiegroep LURD, naar het leger of naar de RUF in het buurland Sierra Leone. Het inzetten van kindsoldaten is een vorm van kindermisbruik, die ernstige neurobiologische effecten heeft op de ontwikkeling van de hersenen en een langdurige ontwrichting van de persoonlijkheid van het kind veroorzaakt, dat meestal leidt tot anti – sociaal gedrag. Potentiële ingrediënten dus voor een nieuwe oorlog.

Kinderen worden niet alleen ingezet in oorlogssituaties, maar ze maken ook deel uit van veel terroristische groeperingen. Het meest bizarre aspect van het hedendaags terrorisme is de groei van de zelfmoordbommen, vooral in het Midden – Oosten. Radicale islamitische groepen als de Palestijnse Islamitische Jihad en Hamas rekruteren kinderen van dertien om zelfmoordbommen te worden en kinderen van elf om explosieven en wapens te smokkelen. In Marokko werd een tweeling van dertien opgepakt uit een al Quaeda groep, die zichzelf wilde opblazen in een regeringsgebouw. Het geloof van de kinderen speelt hierbij een belangrijke rol, want in de koran staat, dat een shaheed, een martelaar, al zijn zonden worden vergeven en mag trouwen met de 72 knappe maagden in het paradijs. Maar moslims hebben niet het alleenrecht op deze zelfmoordaanslagen door kinderen, in feite hebben ze het afgekeken van de Tamil LTTE, een van de meest innovatieve terroristengroepen. En ook de IRA in Noord – Ierland zette aan het eind van de jaren negentig jongens van 14 tot 16 jaar in bij hun terroristische activiteiten.    

Het leven van een kindsoldaat gaat niet alleen gepaard met de al eerder genoemde mentale kwellingen, maar ook met veel fysiek leed. Naast de gebruikelijke verwondingen door messen, bijlen, kogels, granaten zijn er ook ernstige verminkingen, doordat kinderen op een landmijn stappen. In Afghanistan liggen er 10 miljoen. De Russen hebben daar tijdens hun overheersing duizenden landmijnen gedropt in de vorm van een vlinder met de bedoeling, dat kinderen ze op zouden pakken en dan boem! Maar ook dysenterie, infecties, malaria, mazelen, HIV/AIDS maken veel slachtoffers.

Hoe maken we een eind aan dit rekruteren van kindsoldaten, dat aan duizenden en duizenden kinderen het leven heeft gekost dan wel levenslange geestelijke en lichamelijke verminkingen heeft veroorzaakt? Tussen 1924 en 1990 zijn er wereldwijd 12 verdragen, verklaringen, convenanten, protocollen en charters over de rechten van het kind opgesteld en tussen 1996 en 2005 nog eens 9 resoluties over kindsoldaten. Het heeft allemaal niet geholpen, het rekruteren van kindsoldaten nam eerder hand over hand toe. De westerse landen kijken ernaar met de handen op hun rug en hebben zelf boter op hun hoofd, doordat ze zich van dezelfde praktijken bedienen. En wie zonder zonden is, werpe de eerste steen. Het enige, wat helpt, is het rekruteren van kindsoldaten als een oorlogsmisdaad te beschouwen, zodat de daders strafrechtelijk vervolgd kunnen worden. De conventies van Genève uit 1949 bieden de ruimte daarvoor, maar zolang die niet unaniem worden erkend, hoppen oorlogsmisdadigers van het ene land naar het andere, waar ze niet kunnen worden opgepakt, totdat ze een keer bij toeval tegen de lamp lopen. Dat is min of meer gebeurd met Charles Taylor, die nu door het oorlogstribunaal van Sierra Leone wordt berecht. In Den Haag, de stad van de internationale rechtspraak. En langzamerhand zien we nu ook, dat troepen van de NAVO en het Amerikaanse leger worden getraind in het demobiliseren van groepen kindsoldaten zonder dat daar geweld en bloedvergieten aan te pas komt.

Maar wat doen we dan met deze getraumatiseerde kinderen, die vaak jaren lang als Rambo’s hebben gevochten? Die de kinderjaren zijn ontnomen, geen empathie meer hebben, alleen a licence to kill? Met vallen en opstaan zijn we er de laatste jaren in geslaagd om programma’s te ontwikkelen voor rehabilitatie, integratie en onderwijs. Het is een lange weg voor deze kinderen om weer deel te kunnen nemen aan een normaal burgerlijk leven. Ze dragen hun leven lang een stigma met zich mee, dat door de maatschappij maar moeilijk wordt aanvaard. Als hun gezin al wordt teruggevonden, vaak zijn complete families op de vlucht geslagen en onvindbaar of uitgemoord, dan nog is het de vraag of zij weer worden geaccepteerd. En als dat wel zo is, kan het dorp tegen de re-integratie van een ex – kindsoldaat zijn, want hij/zij is immers een meervoudige moordenaar, die misschien wel mensen uit het dorp heeft gemarteld en vermoord. In dat geval kunnen met name in Afrika rituelen en spirituele reinigingen uitkomst bieden, die een ex – kindsoldaat bevrijden van al het kwaad, dat hij heeft uitgevoerd. Door het ritueel verbranden van zijn soldatenuniform kan zijn burgerlijke identiteit worden teruggegeven. En laat ze daarna vooral naar school gaan of een beroep leren, dan zijn ze weer gelijk aan andere kinderen. Het kost allemaal veel pijn en moeite, zowel voor de ex – kindsoldaten als voor de hulpverleners en het is natuurlijk weer een kwestie van geld in hoeverre programma’s opgestart kunnen worden, maar het is de enige mogelijkheid om deze kinderen in een normale maatschappij te laten re-integreren.

Het verhaal van de kindsoldaten heeft ook nog een andere kant, dat even gruwelijk is en dat is het vluchtverhaal. Het waren de kindsoldaten, die hele dorpen en gebieden stelselmatig uitmoordden en plat brandden, maar steeds konden er mensen ontsnappen en op de vlucht slaan, vooral kinderen. Duizenden ontheemden kwamen na vaak maandenlange omzwervingen bij de grens van hun land, waar ze werden teruggestuurd, belandden uiteindelijk in vluchtelingenkampen of crepeerden van honger en dorst. Bijna de helft van alle vluchtelingen op de wereld is jonger dan 18 jaar en 5% zijn minderjarigen, die in hun eentje over de aardbol zwerven. En in alle delen van de wereld belanden ze vaak in gevangenissen en detentiecentra, zoals ook in Nederland. Of ze vallen in handen van mensensmokkelaars en komen dan in een web van uitbuiting terecht om hun schulden af te betalen. Feit is, dat de intolerantie en de vijandigheid tegenover nieuwkomers zonder papieren hand over hand toeneemt en dat westerse staten de definitie van een vluchteling manipuleren, zoals hun dat het beste uitkomt. En op dit moment hebben nog altijd maar 145 van de 190 landen op de wereld de Conventies van Genève ondertekend, maar in veel van die landen worden de conventieregels dagelijks overtreden.

Ik was zes jaar lang juridisch medewerker bij een vluchtelingenorganisatie en Afrika – specialist. Ik heb ze meegemaakt, de gevluchte kindsoldaten, die werden opgeborgen in asielzoekerscentra. Ze kregen van de IND meteen het stempel 1F op hun kop: oorlogsmisdadiger. Ze werden daarom gemeden door de andere vluchtelingen, want zij hadden mensen vermoord. Arme jongens en meisjes waren het, die meestal gedwongen waren hun daden te verrichten, totdat ze in een onbewaakt ogenblik konden ontsnappen. Hartverscheurende verhalen heb ik aangehoord, van beide zijden. Toen begon mijn strijd tegen de onmenselijke IND en vaak won ik, soms verloor ik. Wat is er van ze geworden? Peter vluchtte als jongetje van 13 uit Sierra Leone, omdat kindsoldaten zijn ouders hadden vermoord en kwam per schip naar Nederland. Geen papieren, alles achtergelaten. De IND zette hem op zijn 16e uit naar Nigeria, waar hij nooit was geweest en ook niks te zoeken had. Nooit meer wat van gehoord. Boubacar, geronseld als kindsoldaat, 15 jaar, vastgebonden aan een paal midden in het kamp, moest alle 10 vrouwelijke soldaten neuken, achter elkaar, zonder pauze. Uitgeprocedeerd, verdween uit het asielzoekerscentrum, nooit meer iets van gehoord. Ali, kwam uit de bush, herdersjongen, overal op zijn lichaam grote littekens van martelingen, ik zorgde voor een paspoort, hij kreeg een verblijfsvergunning. Askar uit Rwanda kon ontsnappen door zich onder een stapel lijken te verbergen. Uitgeprocedeerd, verdween in het niets. Rafael uit Guinee, werd door de soldaten als seksspeeltje gebruikt, “meneer Alfred, ik krijg hem nooit meer omhoog”, ik bracht hem naar het ziekenhuis, hij kreeg een verblijfsvergunning. Sisifo moest zijn vriend, die wilde ontsnappen, open ritsen, zijn hart eruit halen en opeten. “Meneer Alfred, ik ben een kannibaal.” Hij schreeuwde het uit. Weggelopen, nooit meer teruggezien. Maar wel Frank, hevig getraumatiseerd, hij heeft net zo lang gezocht, tot hij mij heeft teruggevonden. Zijn bed schudt iedere nacht hevig van de nachtmerries. Na 10 jaar nog steeds, ik ga zorgen, dat hij een verblijfsvergunning krijgt. Ook al moet ik ervoor naar de koningin. Laat ik maar ophouden, het waren tropenjaren. Als ik naar huis reed, kwam ik langs een weiland. Ik zat er vaak op het hek, om de knop te kunnen omdraaien.

En wie het allemaal niet gelooft, kan het zelf lezen. Er zijn diverse boeken van kindsoldaten en vluchtelingen, waarin zij beschrijven, wat hen is overkomen en wat voor gruwelijkheden ze hebben uitgehaald. “Johnny, valse hond” van Emmanuel Dongala is het verhaal van een zestienjarige soldaat uit Kongo die als een gevaarlijke man wil worden gezien en steelt, verkracht en moordt. In een vluchtelingenkamp ontmoet hij de vijftienjarige Laokolé, die met haar gewonde moeder en jongere broertje is gevlucht voor zijn razzia’s en dat geeft een clash. Ismael Beah uit Sierra Leone schreef “Ver van huis”, herinneringen van een kindsoldaat over zijn vlucht als jongetje van 12 voor de rebellen, hoe hij werd opgepakt door het regeringsleger en de meest vreselijke dingen moest doen. Hij kon ontsnappen, werd in 1996 opgenomen in een VN – ontwapeningsprogramma, is nu 31, woont in New York en heeft een studie politicologie afgerond. “En toen moest ik mijn broer doodbijten” is het dagboek van Els de Temmerman, die twee jaar heeft gewerkt met ex – kindsoldaten in een opvangcentrum in Noord – Oeganda, over haar moeizame pogingen om de zwaar gehavende kindsoldaten te re-integreren in de samenleving en haar zoektocht naar de drijfveren van Joseph Kony, de leider van het Leger van de Heer, psychopaat van het Kwaad. Ginny Mooy doet in “De wil om te doden” onderzoek naar ex – kindsoldaten in Sierra Leone. Verhalen van General Shed Blood, Blood Diamond, King Jimmy, Nasty Killer over wat ze hebben gedaan. “Wat is de Wat” van Dave Eggers is de prachtige biografie van Valentino Achak Deng uit Zuid – Soedan, die als jongetje in zijn eentje moet vluchten voor de murahaleen en samen met honderden andere lost boys door het verscheurde land zwerft, uiteindelijk in een vluchtelingenkamp in Kenia terecht komt en wordt uitgekozen om naar Amerika te gaan. In 2003 reist hij terug naar Zuid – Soedan en wordt na 17 jaar met zijn familie herenigd. Hij is er gebleven en bouwt samen met vele sponsors aan een middelbare school in zijn dorp. Die is er inmiddels, maar er moet nog veel meer. En mijn eigen verhaal staat alleen bij de IND op papier. Over mijn zoon Stephen Idowu Krans, die ik na 22 jaar in 2006 terugvond in Ibadan in Nigeria. Zijn moeder, een mooie Nigeriaanse, die in Nederland werkte, zou met mij in 1984 trouwen, maar moest plotseling naar Afrika terug, omdat haar vader ernstig ziek werd. Daar zorg je voor je ouders, ook al woon je ver weg. Onze zoon werd geboren in dat kleine vlekje zonder postkantoor, zonder telefoon, zonder auto’s. Het contact raakte verloren, maar mijn zoon vond mij met hulp van anderen op internet. Hij heeft mij zijn verhaal verteld. Zijn moeder heeft hem tweetalig opgevoed, Nederlands en Engels, want ooit zouden ze terug naar Nederland. Op zijn vijftiende werd zijn moeder vermoord door vier rebellen uit de Nigerdelta en hij moest toekijken. Haar armen werden afgehakt en daarna werd ze levend verbrand in haar busje. Stephen werd vervolgens door alle vier verkracht en naakt de bush ingestuurd. Vanaf toen alleen op de wereld, geen familie meer, maar wel honger en dorst. Ik ben nu vijf jaar bezig om hem bij mij te laten wonen, maar de IND wil niet. Het is niet in het belang van de Nederlandse staat. Binnenkort komt hij op een toeristenvisum en dan moet hij na drie maanden terug.

Onze menselijke geschiedenis is doordrenkt van oorlogen, in feodale tijden streden ridders in harnassen tegen elkaar, later koloniseerden we met geweld verre landen en gebruikten we gevangen soldaten als slaven en nog later gooiden we atoombommen en projectielen met gifgas, die in een paar tellen duizenden mensen doodden. We hebben het in de loop der tijden allemaal achter ons gelaten, omdat we tot de conclusie kwamen, dat je zo geen oorlogen kunt en mag voeren. Hopelijk komt er een dag, dat ook het exploiteren van kinderen als soldaten en de diefstal van hun kindertijd tot het verleden gaat behoren en dat we deze periode gaan zien als een misstap, een korte fase, waarin de morele waarden werden afgebroken, maar snel werden hersteld. Want voor kinderen is geen plaats in een oorlog. Het is niet zo moeilijk, we moeten alleen de wil van hen, die kwaad doen, gaan matchen met onze eigen wil om goed te doen. De Somalische schrijver Nuruddin Farah zegt het zo in zijn roman “Kaarten”: “Kortom, het leven als offer. Kortom, leven is bloed en het vergieten van je eigen bloed voor een zaak en voor je land; kortom, leven is het drinken van vijandelijk bloed en wraak. Leven is ook liefde.” En niemand wil uiteindelijk vluchteling zijn. Ook bij vluchtelingen gaat het om morele waarden. In deze tijden van globalisering mag je de armen van de wereld niet negeren. De beste oplossing voor iedere vluchteling is naar huis terug keren, maar dan moet het daar wel veilig zijn. En als dat niet mogelijk is, is de een na beste oplossing hervestiging, maar dan moeten we ons er wel bij neerleggen, dat sommige vluchtelingen nooit iets zullen bijdragen aan de westerse economie, omdat velen niet sterk genoeg of te gekwetst zijn. Wie daar tegen protesteert, begrijpt de ware aard van asiel niet. De manier waarop een staat met zijn vluchtelingen omgaat, is een maatstaf voor zijn sociale en politieke gezondheid. Veel  landen zijn helaas verre van gezond.

Literatuur:

Magali Chelpi – den Hamer, Youngest Recruits, Pre – war, War & Post – war experiences in western Côte d’Ivoire, Amsterdam 2010

Caroline Moorehead, Op de vlucht, Tussen vluchtelingen, asielzoekers en mensensmokkelaars, Amsterdam 2005

P.W.Singer, Children at war, New York 2005        

Michael Wessells, Child soldiers, From violence to protection, Cambridge 2006

www.childsoldiers.org

www.mindtochange.nl

www.valentinoachakdeng.com